AVV: de democratische vakbond

Flexibiliteit, onzekerheid en armoede: waarom de koopkrachtmaatregelen te weinig gaan helpen

Nederland is een land geworden waar 1 op de 12 kinderen in armoede dreigt op te groeien. Waar cruciale beroepen zoals die in het onderwijs, de zorg, en de publieke voorzieningen, zo slecht betalen dat werknemers nauwelijks rond kunnen komen. Een land waar te weinig woningen zijn voor jonge mensen, en als ze een geschikt huis vinden dan kunnen ze dat vaak niet betalen omdat hun studieschuld in de weg zit bij het verkrijgen van een hypotheek.  

Eindelijk komt het kabinet in actie. Per 1 januari aanstaande wordt het minimumloon verhoogd, en later voert het kabinet een wettelijk minimum uurloon in. Daarnaast verhoogt de overheid een aantal toeslagen. Symptoombestrijding vinden we dat. Een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van armoede in zo’n rijk land als Nederland is de doorgeslagen flexibilisering van arbeid en dit heeft te weinig aandacht gekregen. Nederland heeft veel flexibeler arbeidscontracten dan vrijwel alle andere EU-lidstaten. Borstlap, voorzitter van de gelijknamige commissie (officieel de commissie Regulering van werk) die in januari 2020 het rapport In wat voor land willen wij werken? liet verschijnen, zei hierover: ‘de wildgroei aan contractvormen is economisch schadelijk, rechtstatelijk niet te handhaven en sociaal problematisch’. Daar zit de kern van heel veel armoede. Als je uitzendkracht bent, kun je de eerste anderhalf jaar (de zogeheten uitzendfase) op dagbasis eruit worden geknikkerd. Daarna nog eens een paar jaar op tijdelijke contracten, voordat er een vast contract daagt. Dat krijgt dus vrijwel niemand. Niet alleen heb je geen enkele zekerheid, je laat het wel uit je hoofd om iets tegen je baas te zeggen, want dan loop je het risico dat je mag vertrekken. Tenslotte heb je ook nauwelijks binding met je collega’s.  

Deze extreem onzekere arbeidscontracten komen voort uit het Flexakkoord dat VNO-NCW, de ABU (de uitzendkoepel) en de FNV in 1995 sloten. De formele naam van deze in 1996 door de Stichting van de Arbeid (de StAr) uitgebrachte nota is ‘Flexibiliteit en zekerheid’. Het erge was, dat de StAr expliciet een ‘palet aan arbeidscontractvormen’ voorzag, ‘met voor iedere vorm een eigen evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid’. Oftewel, in het ene contract kun je bijvoorbeeld één jaar in de uitzendfase blijven zitten, met daarna drie jaar tijdelijke contracten, en in het andere contract andersom, en in het derde contract weer anders. Het is duidelijk dat je als werknemer dus bent overgeleverd aan willekeur: de (uitzend)werkgever stelt die contracten op. Het opzetten van een uitzendbureau is met de zwakke rechtspositie van uitzendkrachten zó lucratief dat na het van kracht worden van de Flexwet het aantal uitzendbureaus explodeerde van zeshonderd naar achtduizend. Doordat die contracten en sowieso alle regelgeving rondom flexwerk zo ingewikkeld zijn, is het ook vrijwel ondoenlijk om je recht te halen als je werkgever onvoldoende betaalt of iets anders fout doet.  

De overheid heeft het rapport Borstlap omhelsd en erkent de doorgeslagen flexibiliteit en de negatieve gevolgen ervan. Helaas doet de overheid er vervolgens vrijwel niets mee. In de recente kabinetsbrief over dit onderwerp van 5 juli jongstleden, worden niet de concrete voorstellen uit het rapport Borstlap overgenomen of de uitgewerkte concrete voorstellen uit het Sociaal Akkoord 2021 tussen ONL, VZN en AVV. Helaas neemt de overheid de koers over van de SER, waarin de voorstellen van Borstlap verwaterd zijn tot geneuzel in de marge.  

Veel flexwerkers blijven dus nog wel even in armoede leven, ondanks alle koopkrachtmaatregelen.

08 september 2022

© 2017 AVV - PrivacyDisclaimer

Verenigingenweb
Cancel