Recent kwam het nieuws naar buiten dat vakbonden, werkgevers en kabinet een akkoord hebben bereikt over de zogeheten RVU: de Regeling Vervroegd Uittreden.
De regeling wordt ook wel de ‘zwaarwerkregeling’ genoemd. Dit ging niet van een leien dakje: vakbonden voerden maandenlang actie om dit voor elkaar te krijgen. En daarvoor werd er al jaren over onderhandeld voordat die acties werden gevoerd. De moeilijkheid zat er steeds vooral in om scherpe grenzen te trekken over wat wel en wat niet zwaar werk is.
Een aantal zaken vallen op in de discussie over de RVU.
Ten eerste, het gaat niet of nauwelijks over waar het eigenlijk over moet gaan: hoe zorgen we als maatschappij dat werknemers niet jaren voor hun pensioen al opgebrand zijn, maar gezond door kunnen werken? Daar is weinig aandacht voor. Waarom bijvoorbeeld wordt er niet veel meer ingezet op automatisering, op het vervangen van mensen bij zwaar werk door machines? Bij Schiphol werden pas tilmachines aangeschaft toen vorig jaar veel aandacht was in de pers voor de misstanden in de bagagekelders.
Ten tweede, waarom wordt er niet veel meer geïnvesteerd in omscholing en niet alleen automatisering? We weten dat maar weinig mensen het volhouden om veertig jaar straatwerker te zijn. Maar ze zouden misschien wel twintig jaar straatwerker kunnen zijn, dan omgeschoold worden naar sectoren met personeelstekorten en daar de tweede helft van hun carrière kunnen doorbrengen.
Ten derde, zijn degenen die vlak voor hun pensioen zitten nu echt de groep in Nederland waar alle aandacht naar toe moet? Jongere generaties die de laatste jaren de arbeidsmarkt op kwamen, hebben vaak aanzienlijk minder goed onderwijs genoten, blijven meestal met een hoge studieschuld zitten en kunnen bovendien geen woonruimte vinden door de woningtekorten. Specifiek voor de groep jongeren tot 21 jaar geldt dan ook nog dat ze niet eens recht hebben op het wettelijk minimumloon want dat is pas vanaf 21 jaar. De polder zou eens wat meer aandacht moeten besteden aan jongeren. Helaas zijn de bonden die het centrale overleg voeren steeds meer vergrijsd, zodat de nadruk steeds blijft liggen op prepensioenregelingen.
Tenslotte, wie prepensioen zegt, zegt VUT, Vervroegd UitTreden. Een van de voorbeelden van de Dutch Disease: onbetaalbare sociale zekerheid opgebouwd in het laatste kwart van de twintigste eeuw, mede gefinancierd door de aardgasbaten uit Slochteren en door jongeren die deze regelingen betalen. Dat laatste heet verbloemd omslagfinanciering.
De RVU lijkt verdacht veel op een VUT-regeling. Ouderen profiteren ervan, en de werkgevers betalen. Met andere woorden het komt uit de loonruimte van de desbetreffende sector of onderneming, waardoor er minder loonruimte overblijft voor jongeren, die het nu ook zwaar hebben. En de grote vraag is: krijgen de jongeren van nu met zware banen straks ook nog deze ‘RVUT’-regeling? Als je kijkt naar de demografische ontwikkeling, is het vrij zeker dat de premie dan fors zal moeten stijgen om deze regeling in stand te houden. Het is goed denkbaar dat deze regeling mede daardoor op enig moment wordt afgeschaft. En dan zitten de betalers met de gebakken peren: zelf geen rechten meer maar wel al die jaren betaald. Bij de afschaffing van de VUT was het nog erger: in veel sectoren moesten jongeren nog vijftien jaar de VUT-premie doorbetalen terwijl ze zelf geen VUT meer konden krijgen, en terwijl ook nog eens de pensioenleeftijd omhoogging.
Jammer dat traditionele vakbonden hier weer met de rug naar de toekomst hebben zitten onderhandelen.